Een belangrijke vaardigheid die goede rechters tonen, is het terughoudend zijn in het ter discussie stellen van beleid. De juridische toets is in eerste instantie een rechtmatigheidstoets (bijvoorbeeld: had de beslissing op grond van de vastgestelde regels genomen kunnen worden of heeft eiser op juridische gronden recht op hetgeen gesteld is) en niet zozeer een rechtvaardigheidstoets (is de beslissing rechtvaardig in het licht van morele waarden, principes en normen). Dit onderscheid is in de praktijk minder hard omdat veel juridische uitspraken toch een morele dimensie kennen (middels algemene beginselen, vage normen, definities, discretionaire ruimte e.d.). Maar in het algemeen behoort de rechter niet op de plek van de wetgever te zitten.

Nu kwam gister in het nieuws dat een rechter bij vonnis expliciet zijn verbazing heeft uitgesproken dat een vrouw uit Amsterdam die een rechtszaak voerde over een konijn hiervoor gratis rechtshulp kreeg:

4.6. Geheel los van het hiervoor overwogene en de hieronder te geven beslissing, wil de voorzieningenrechter niet onvermeld laten dat hij zich heeft verbaasd over het feit dat door de Raad voor Rechtsbijstand voor het onderhavige geschil een toevoeging aan [eiseres] is verstrekt. Dat de voorzieningenrechter daarin niet alleen staat, kan blijken uit de inhoud van de vele reacties op het internet die op de publicaties in de pers (met name in het Dagblad Zaanstreek) over het onderhavige kort geding zijn verschenen. Daarin wordt onder meer opgemerkt dat rechters zich toch met andere zaken zouden moeten bezig houden. Daarbij zijn degenen die in die trant reageren er nog niet eens van op de hoogte dat [eiseres] gebruik maakt van (grotendeels) door de overheid - lees de gemeenschap - gefinancierde rechtshulp. Om reden van het vorenstaande zal de voorzieningenrechter een kopie van deze uitspraak aan de Raad voor Rechtsbijstand, regio kantoor Amsterdam, doen toekomen.


De vraag of de rechter moreel gezien gelijk heeft en of de verwijzing naar perspublicaties het oordeel voldoende steunt qua intersubjectiviteit, doet voor ons blog even niet terzake. De vraag aan ons is of de rechter actief de uitvoering dan wel het beleid van de Raad voor Rechtsbijstand mag bekritiseren.

Bij substantieel recht zal - als gezegd - een rechter terughoudend zijn. Bijvoorbeeld actief bij vonnis de onrechtvaardigheid van democratisch vastgesteld vreemdelingenbeleid benoemen, zal niet snel gebeuren. Of de rechter het er zelf mee eens is, is niet een item ter zitting. Wat maakt de inbreng van de rechter hier mogelijk wel wenselijk? Een aantal factoren ter overweging:
1. Het betreft in deze zaak het functioneren van het rechtsbedrijf zelf.
2. De belanghebbenden in de zaak: de Raad voor de Rechtsbijstand is geen (wetgevende/beleidsmakende) partij in de zaak en ziet zelf dus niet hoe het beleid in de praktijk uitpakt (zoals bijvoorbeeld wel de Staatssecretaris van Justitie dit zou zien indien een vreemdelingenzaak voorkomt).

Aan de andere kant: is het niet aan de Raad voor de Rechtsbijstand zelf om actief kennis te nemen van eventuele publieke verontwaardiging inzake haar functioneren? Is hierbij wel een rol gewenst van de rechtspraak?

- LJN: BM4040, Rechtbank Haarlem, 167919 / KG ZA 10-157, Rechtspraak.nl, 11-05-2010
- Rechter verbaasd over rechtshulp konijnproces, Nu, 11-05-2010