De Inspectie van de Gezondheidszorg kwam deze week met een rapport over het schietincident in Alphen aan den Rijn (de zaak Tristan van der V.). Volgens de inspectie was de hulpverlening aan Tristan op hoofdlijnen adequaat en redelijk zorgvuldig geweest. Wel waren er enkele kritische opmerkingen van de inspectie over de behandeling door ggz-instelling Rivierduinen. Zo bleek niet uit het medisch dossier dat er voldoende systematisch aandacht was besteed aan het risico van suïcide en het risico voor derden, als gevolg van eventueel vuurwapenbezit. Ook de richtlijn over het beroepsgeheim en het al dan niet doorbreken daarvan op basis van een conflict van plichten, was niet gevolgd.

Op twee manieren is deze zaak voor juristen interessant. Ten eerste omdat het beroepsgeheim ook menig jurist niet vreemd is. Denk aan de advocatuur. Als de zaak Tristan van der V. ons iets leert over de grenzen van het beroepsgeheim dan kan het geen kwaad om ook als jurist hier hoogte van te nemen. Ondanks dat natuurlijk primair psychiaters worden aangesproken en hun richtlijn centraal staat. De zaak raakt de jurist daarnaast op een tweede manier. Het beroepsgeheim is omgeven met regels. Een bekend bezwaar van een dergelijke verjuridiseerde systeeminrichting is dat dit kan leiden tot een strikte, vaak beklemmende regeltoepassing. In NRC/Next van 13 juli 2011 verwoordde een werknemer van de artsenorganisatie KNMG dit treffend door zichzelf ,,de vervelende jurist die op de regels let" te kwalificeren.

Ook de inspectie volgt met haar rapport deze lijn. Na geconcludeerd te hebben dat het beroepsgeheim een groot goed is, stelt ze dat in de zaak Tristan van der V. de KNMG-richtlijn voor het al dan niet doorbreken van het medisch beroepsgeheim op basis van een conflict van plichten niet gevolgd is:
"Er kunnen echter uitzonderingen nodig zijn op de geheimhouding, wanneer de hulpverlener via de behandelrelatie met de patiënt weet krijgt van het ontstaan van gevaar voor derden door toedoen van de patiënt. Hulpverleners moeten weten hoe in dergelijke complexe situaties beschikbare informatie te wegen en te delen. De richtlijn dient hierbij gevolgd te worden. In de casus V. is dit ten onrechte niet het geval geweest."
Volgens sommige auteurs versterkt de inspectie met deze juridische benadering juist het probleem. In plaats van een gebrek aan gezond verstand, wordt (controle op) regelnaleving centraal gesteld. Treffend van deze formele benadering zijn constateringen als "In het dossier van V. zijn geen afwegingen over een ervaren conflict van plichten terug te vinden." Of: "Door de sector is geconstateerd dat deze richtlijn soms onvoldoende handvatten biedt voor specifieke problematiek in de geestelijke gezondheidszorg. De ggz-sector is daarom gestart met het aanscherpen van de bestaande richtlijn." Juist omdat richtlijnen niet enkel inhoudelijke handvatten geven maar vaak ook handhavingselementen in zich hebben (disciplinaire maatregelen, waarschuwingen e.d.) is dit, zo is de stelling volgens sommigen, echter onwenselijk.

Het gezond verstand als alternatief kent wel weer andere bezwaren. Juist omdat ons verstand een aantal bekende tekortkomingen kent (confirmation bias, primacy effect, e.d.) is het lastig om precies vast te stellen wat we van ons "gezonde verstand" mogen verwachten. De zaak Tristan van der V. liet deze week zien waar de hedendaagse oplossing gevonden wordt: de procedurele ethiek. Zoals Kahn, hoogleraar Psychiatrie, het verwoordde (NRC Handelsblad, 29 september):
"Een fout maken is niet erg maar er moet wel een degelijke afweging aan vooraf zijn gegaan. Als je informatie van een patiënt krijgt, die duidt op mogelijk gevaar, moet je afwegen of je daar iets mee doet."
Anderen raadplegen, zo stelt Kahn, staat centraal. Collega's of mogelijk zelfs de inspectie.
"Dat is geen schending van het beroepsgeheim maar een zorgvuldige afweging maken. Na zo'n afweging, kun je alsnog het verkeerde besluit nemen, maar dan heb je er tenminste over nagedacht."
Het heeft iets sombers. Het maakt niet uit wat de uitkomst is van de afweging maar enkel (dat vastgelegd is) dat en hoe afgewogen is bij een conflict van plichten? De inspectie signaleert hetzelfde:
"De inspectie is van mening dat niet voldoende, en in ieder geval niet navolgbaar, is stil gestaan bij een mogelijk persistent (ernstig) gevaar voor patiënt zelf en voor derden ten gevolge van mogelijk vuurwapenbezit, in combinatie met zijn fascinatie voor vuurwapens. Niet met zekerheid kan worden gesteld dat als dit wel voldoende respectievelijk navolgbaar was gebeurd, dit tot andere besluitvorming had geleid."
In Amerika overleed Esmin Green in juli 2008 in een wachtruimte van een ziekenhuis. Een uur lang lag ze op de grond en werd ze genegeerd door anderen. Ook ziekenhuispersoneel liet haar liggen. In de discussies die hier op volgden werd geconcludeerd dat dit voorval niet het gevolg was van enkel de regels (al werd hier wel een beroep op gedaan) maar aan de cultuur in het algemeen die heerste in het ziekenhuis. Formeel, berekenend, taakgericht maar vooral zonder compassie. Iets wat de filosofe Nussbaum waarschijnlijk zou bevestigen in haar ideeën over wat ethiek zou moeten zijn: een afweging van verstand maar ook emotie. Had de inspectie hier ook iets over moeten en kunnen zeggen?

Medisch beroepsgeheim had gebroken kunnen worden als Tristan daad had aangekondigd, NRC, 13-07-2011
Onderzoek naar behandeling dader schietincident Alphen, Inspectie voor de Gezondheidszorg, 29-09-2011
Beroepsgeheim in noodgeval niet heilig, NRC (abonnee), 29-09-2011
Medisch beroepsgeheim bron van problemen, De Pers, 29-09-2011