Gastcolumn.

Zoals bekend, veroordeelde de rechtbank in Maastricht deze maand een 30-jarige agent wegens het schieten tijdens de inzet van een arrestatie-eenheid in Heerlen (augustus 2013). Ik zal de casus hier niet verder herhalen: klik voor algemene berichtgeving over deze zaak bijvoorbeeld de site van de NOS en/of zie hier voor de uitspraak. Bekend zal zijn dat de uitspraak heeft geleid tot veel commotie. Dit betrof met name het oordeel dat sprake was van poging tot doodslag (en geen (putatief) noodweer(exces)) en de hoogte van de opgelegde straf.

Wat mij in alle discussies intrigeerde was het argument dat een rechter sowieso geen idee kan hebben van wat het betekent om als arrestatie-eenheid in een situatie als deze te moeten handelen en dat een rechtbank om die reden onmogelijk goed zou kunnen oordelen.

Nu lijkt dit enerzijds een vrij gemakkelijk argument dat - naar analogie - in andere kwesties direct verworpen zou worden. Neem bijvoorbeeld de uitspraak "Hoezo kan deze rechter oordelen over een uit de hand gelopen burenruzie als hij of zij zelf nog nooit een burenruzie heeft meegemaakt?" Weinig mensen zullen een dergelijk pleidooi omarmen. Anderzijds horen we wel steeds vaker het geluid dat er een aparte juridische procedure zou moeten zijn als een politieagent verdachte is (beluister bijvoorbeeld advocaat Alexander de Swart n.a.v. een andere kwestie op BNR (23 juli 2015)). Hoe dit argument nu te duiden? De uitspraak in de casus van de schietende agent geeft hier mogelijk onbedoeld inhoud aan.

Gelukkig hebben we de beelden nog
Om zo gedegen mogelijk op basis van de feiten te oordelen, heeft de rechtbank in deze kwestie het voorval namelijk minutieus geanalyseerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak, onder 3.3). Een belangrijke rol spelen hierbij bewakingsbeelden waarop het voorval staat gefilmd. Deze 21,3 seconden aan beeldmateriaal zijn op detailniveau onderzocht en door de rechtbank gebruikt ter onderbouwing van de (tussen)conclusies.

Wat echter opvalt, is dat nergens door de rechtbank wordt gerefereerd aan de afwezigheid van geluid en wat dit voor gevolgen zou kunnen hebben voor het beoordelen van de situatie (zover ik de uitspraak interpreteer zijn de opnames zonder geluid; anders had de rechtbank bijvoorbeeld ook wel kunnen vaststellen wanneer precies geschoten is).
 
Is dit nu een juridisch relevant gegeven? Misschien. Om dit te kunnen inschatten, is de volgende passage uit het vonnis van belang. Het betreft het standpunt van de verdediging (5.2).
 
De verdachte bevond zich tijdens het manoeuvreren van de auto door [slachtoffer 2] vlak naast de wielkast. De raadsman wijst er op dat er sprake was van piepende banden en slippende wielen. [slachtoffer 2] paste excessief geweld toe op een kleine parkeerplaats. Hierbij is volgens de raadsman van belang dat de verdachte niet wist wat [slachtoffer 2] zou gaan doen. De raadsman wijst in dit verband op de verklaring van de verdachte, waaruit volgt dat hij vreesde voor zijn eigen leven en dat van zijn collega’s.

Vreemd genoeg komt de rechtbank onder 5.3 enkel terug op het visuele aspect en zegt ze niets over "de piepende banden en slippende wielen". Dit terwijl ook verschillende AE-leden hebben verklaard dat de motor van de auto van [slachtoffer 2] ronkende geluiden maakte en dat deze piepende banden had tijdens de manoeuvre.

Invloed van geluid op beleving van een situatie
Dat de rechtbank dit niet bij hoor oordeel heeft betrokken, bevreemdt. De invloed van geluid op het beoordelingsvermogen van wat je ziet, is namelijk wetenschappelijk veelvuldig bewezen. Dit is zelf vrij eenvoudig vast te stellen.

Een simpel voorbeeld. Zet het geluid van je computer uit en bekijk onderstaande video. Aan de rechterkant verschijnen een aantal mensen (o.a. een man met ontbloot bovenlichaam). Stel je voor hoe het voelt als de auto langsrijdt (dus zonder geluid).




Zet nu het geluid zo hard mogelijk en bekijk nogmaals de video. Ik vermoed dat de beleving van de situatie voor sommige mensen verandert. Ik denk dat meer mensen het gedrag van de bestuurder afkeuren indien ze de video met geluid bekijken. De beleving is anders. Ook waarschijnlijk van de mensen die aan de kant stonden: je schrikt meer? 

Wie herkent het niet: wordt een film te spannend? Zet het geluid af en de spanning neemt af.

Ik vrees, ik vrees, wat jij niet ziet en het geluid is ...
De vraag is nu of de afwezigheid van geluid de rechtbank op het verkeerde been heeft gezet. Ik kan dit niet inschatten - ik moet het doen met het vonnis - maar de uitspraak roept twijfel op. Nergens komt de rechtbank in haar argumentatie terug op wat gehoord werd. Het gaat enkel over de rijrichting van de auto (uitgedrukt in delen van seconden). Om vast te stellen of iemand terecht "vreesde voor zijn leven en dat hij bang was dat de auto zijn collega's omver zou rijden." (oordeel rechtbank onder 5.3) lijkt een onderbouwing waarin enkel verwezen wordt naar wat wordt gezien hiermee niet toereikend. Is de rechtbank doorgeschoten in beeldanalyse? Het lijkt erop. Het menselijk handelen wordt helaas niet enkel bepaald door wat je ziet.

Meer in het algemeen raakt dit een kentheoretisch interessante kwestie: gaat een rechter wel uit van de 'juiste' feiten als niet alle zintuigen bij een beoordeling (kunnen) worden betrokken? Het zou indirect in ieder geval inhoud geven aan de kritiek dat buitenstaanders - in dit geval de rechtbank - niet goed een situatie kunnen inschatten. Maar dit is meer voor latere zorg; eerste verdient deze zaak - en dan met name de geluiden - onze aandacht.
 
Tot slot
Voor de volledigheid, maar ik focus me hierboven enkel op de invloed van geluid maar niet uit te sluiten valt dat nog meer zaken invloed hebben gehad op de split-second-decision van de agent dat sprake was - in juridische termen - van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Zo wordt gesproken van een kleine ruimte. Ook dit laat zich lastig in beelden vangen en hiermee ervaren (en heeft ook weer invloed hoe geluid wordt ervaren). Dit geldt ook voor eerdere ervaringen van de politieagent die kunnen hebben meegespeeld, het profiel van de persoon die opgepakt ging worden, et cetera. De argumentatie onder 5.3 - geen sprake van noodweer - schept hierin helaas geen duidelijkheid.