Eén van de verschillen tussen recht en ethiek wordt vaak inzichtelijk gemaakt aan de hand van wat we nu als "foute wetgeving" kunnen kwalificeren. Denk aan de Apartheidswetten en aan de wetten gedurende de Tweede Wereldoorlog. Een interessante vraag is vervolgens de volgende: als dergelijke wetten geldend recht zijn (tussendoor: is dan nog sprake van een rechtsstaat?), wat is dan de rol van een advocaat? Wat mogen we nu verwachten van de advocatuur als wetten aanwijsbaar immoreel zijn en hun cliënten hier wel een beroep op doen? Een puur legalistische houding - zo wordt in het algemeen beredeneerd - is te weinig.

Nu is er op dit moment een discussie gaande of verordeningen van de Orde preventief voorgelegd zouden moeten worden aan de overheid. Om principiële redenen is de Orde hier op tegen. Eén van de argumenten is dat juist de onafhankelijkheid van de advocatuur essentieel is voor behoud van een rechtsstaat (zie bijvoorbeeld het Advocatenblad, no. 7/2010, bladzijde 210). Nu blijkt echter dat dit misschien wel een noodzakelijke voorwaarde is maar nog niet voldoende.

In het nieuwe boek "Smalle marges" kunnen we namelijk lezen dat theoretische onafhankelijkheid nog niet voldoende is om kritische advocaten te krijgen die in donkere tijden de overheid daadwerkelijk durven te bevechten. In het boek wordt gesteld dat sommige advocaten in de Tweede Wereld Oorlog moed toonden en hun publieke verantwoordelijkheid namen, anderen deden dit niet en volgden trouw de bezetter. Mogelijk een interessant boek dat de dilemma's van advocaten in roerige tijden laat zien en ons kan helpen in wat publieke verantwoordelijkheid daadwerkelijk inhoudt.

- NIOD: landsadvocaat Tweede Wereldoorlog was fout, NOS, 05-09-2010
- Advocaten in WO II: "Met een mengeling van schaamte en trots", Advocatie, 08-09-2010