De materiële onafhankelijkheid van de bedrijfsadvocaat (na Akzo Nobel)? Van oorsprong komt de onafhankelijkheid van de advocaat voort uit de verticale verhouding tussen overheid en burger. De advocaat moest onafhankelijk van de machtige overheid kunnen optreden ter bescherming van zijn cliënt (burger). De laatste tijd wordt onafhankelijkheid echter (ook) steeds meer geassocieerd met de bescherming van het publieke belang voor advocaten die te kritiekloos en te eenzijdig de belangen van een cliënt behartigen. Dat dit in Nederland nog een lastige discussie is, werd concreet bij het benoemen van de kernwaarden van de advocatuur. Hoe ver reikt de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de advocaat?

(Over dat een advocaat wel kritisch moet zijn ten opzichte van zijn cliënt, bestaat meer consensus. Goede belangenbehartiging kan enkel als de advocaat ook zijn cliënt durft aan te spreken. Bijvoorbeeld als er onduidelijkheden zitten in zijn verhaal die door de wederpartij zonder twijfel doorzien zal worden.)

Suzanne Le Mire beschrijft in een interessant paper haar ideeën over bovengenoemde, andere kijk op onafhankelijkheid. Onafhankelijkheid wordt bij deze tweede manier dus ook gezien als een waarde die ertoe moet bijdragen dat advocaten zich verantwoord gedragen t.o.v. het rechtssysteem: ze dienen - naast de cliënt - het rechtssysteem en mogen niet enkel persoonlijke, vaak economische belangen vooropstellen.

Dit raakt in het bijzonder de bedrijfsadvocaat. Dat deze plek gevoelig is en niet altijd zonder druk is bekend. De bekende Akzo-Nobel-uitspraak kan hiertoe als voorbeeld dienen voor dit denken (en de gevolgen ervan). In de uitspraak stelde het Europees Hof van Justitie dat de advocaat-bedrijfsjurist niet onafhankelijk genoeg is vanwege de hiërarchische relatie met de werkgever. De bedrijfsadvocaat mag zich daarom in Europese mededingingskwesties niet meer beroepen op zijn verschoningsrecht.

In het paper van Le Mire een verdere analyse van onafhankelijkheid en hoe rechters hier mee omgaan. Niet enkel in het licht van de Akzo-Nobel-case maar Le Mire belicht het vanuit een breder perspectief. Onafhankelijkheid is volgens haar in ieder geval een essentiële waarde. In plaats van echter enkel naar de structurele relationele onafhankelijkheid te kijken - wat is de formele plek van de bedrijfsadvocaat in de organisatie - zouden rechters volgens Le Mire ook moeten kijken naar de materiële onafhankelijkheid. In de beoordeling van onafhankelijkheid zouden rechters dus ook moeten kijken naar de capaciteiten van de jurist in kwestie als naar de machts- en statusaspecten in kwestie.

Meer informatie in een blogpost van Richard Parnham als in het artikel van Suzanne M. Le Mire.

Testing Times: In-House Counsel and Independence, SSRN, 21-02-2011
Evaluating the independence of In-House Counsel, Jotwell, 21-01-2011