In een interview met het NRC vertelt vicepresident van de Raad van State Herman Tjeen Willink over een van zijn angsten: een democratie die zijn burgers verliest. Zijn stelling: het vertrouwen in de politiek neemt af en de leefwereld van de burger wijkt te veel af van de Haagse werkelijkheid om dit op korte termijn te veranderen. Verkiezingen geven een signaal maar geven te weinig druk. Dit tekort voelen onderwijzers, artsen, agenten genadeloos aan.

Om die reden moet worden aangesloten bij de veerkracht binnen de maatschappij, zo stelt de Tjeen Willink:
"Ik zeg de laatste jaren steeds tegen uitvoerders: accepteer niet automatisch beleid en regels die in strijd zijn met jullie professionele ethiek. Ook burgers zijn geen uitvoerders van een tijdelijke politieke meerderheid."
Maar los van de inhoud: past een dergelijk geluid een vicepresident van de Raad van State? Als hoogste bestuursrechter oordeelt de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad als bekend ook over geschillen tussen burgers en overheden. Ook die zich voordoen op de scheiding tussen professionele ethiek en beleid/regel.

Daarom ter overweging: tot hoe ver mag een jurist bij de Raad van State in het licht van deze dubbele rol (rechtspraak en advisering) nog gaan in het oproepen tot professionele of burgerlijke ongehoorzaamheid?

De revolutie prediken voordat zij uitbarst, NRC, 16-04-2011